zondag 25 januari 2015

Over de Velden (2000)


Hier lig ik op mijn buik in het wuivende gras, vol gele bloemen. Boven mij witte wolken tegen het blauw, gedragen door hoge winden. Ik zag zojuist, dat ze deze kant op komt gefietst. Vanaf hier zag ik haar gestreepte jurk goed, rood en wit, wapperend in de wind.

Naast mij ligt mijn fiets in het gras. Als zij zo over het pad langsrijdt, zal ik haar verrassen met een eenvoudig lied. Meerdere deuntjes vechten om voorrang in mijn hoofd.

Nu moet ik denken aan de eerste keer dat we elkaar spraken. Dat was direct vol wederzijdse interesse en onverwachte wendingen. Naar onderwerpen hebben we nooit hoeven zoeken. Er is altijd voeding vanuit het onverwachte. Zo wierp ik zojuist spontaan, met fiets en al, in dit hoge gras.

Daar kom je en ik hoor mezelf al zingen, een geïmproviseerd lied.

(Zitten in de Zon, 2000)