Daubigny schilderde oorspronkelijk traditioneel, zoals passende in dat tijdsbeeld. Totdat hij zich in 1843 aansloot bij de landschapsschilders van de zogenaamde 'School van Barbizon' (klik hier). Zij schilderden landschappen plein-air (dus buiten in de vrije natuur), waarbij ze een zo natuurlijk mogelijke weergave nastreefden. Dat leverde hele andere werken op, dan tot dan toe gebruikelijke gedetailleerde landschapsschilderijen, die in de ateliers van schilders tot stand kwamen.
De werken van Daubigny kwamen vanaf de jaren 1860 met steeds lossere penseelstreken tot stand. Hij werd daarmee één van de belangrijkste wegbereiders van het impressionisme. Ondanks zijn gevestigde naam werd zijn vrijere manier van schilderen zeker niet door iedereen gewaardeerd. Tien jaar voordat de later zo genoemde 'impressionisten', ontving Daubigny al vergelijkbare kritiek dat zijn werken slechts 'impressies, vluchtige indrukken' waren, met te weinig detaillering.
1853: De Salon: 'Het ven van Gylieu'
Op de Salon van 1853 exposeerde Daubigny onderstaand schilderij 'Het ven van Gulieu'. Het werd als een meesterwerk bejubeld, leverde hem een medaille eerste klas op en werd door de Keizer gekocht. Dit werk werd als het 'toppunt van realisme' beschouwd. Op de website van het Cincinnati Art Museum kan je inzoomen op het schilderij en zie je hoe schetsmatig zijn weergave toen al was.
Ébauches/studies
Naar aanleiding van m'n recente bezoek aan 'Boymans van Beuningen' (klik hier) liet ik onderstaand schilderij uit 1865 zien. Dit is een voor die tijd al prachtig impressionistisch werk. Nu pas begrijp ik dat dit een zogenaamde ébauche was; een buiten geschilderde schets of studie op klein formaat, bedoeld om erna in het atelier op groter formaat tot in detail uitgewerkt te worden. Daubigny hield echter van deze schetsmatige manier van vastleggen, die ook meer en meer terugkwam in zijn grotere officiële werken.
De Oise bij zonsopgang (1865) 22 x 33 cm
Atelierboot
In 1857 nam Daubigny zijn atelierboot 'le Botin' in gebruik. Het zorgde ervoor, dat hij onderscheidende schilderijen kon gaan maken met het water vanuit een laag gezichtspunt. Hoe zorg je voor diepte in een schilderij dat op de voorgrond alleen spiegelend water laat zien? Hij slaagde in deze noviteit, die later werd overgenomen door de impressionisten. Het onderstaande 'het dorp Gloton' is een geslaagde herfststudie (ébauche) vanaf de Seine. In de jaren 1860 bleef hij rivierlandschappen tentoonstellen, zoals onderstaande 'de Oise bij Auvers' op de Salon van 1863.
Het dorp Gloton (1857) 30 x 53 cm
De Oise in Auvers (1863) 90 x 161 cm
De onderwerpskeuze waarbij de voorgrond water is, werd later door Claude Monet in zijn 'waterlelies' tot aparte kunst verheven. Hieronder de atelierboot die Monet later op zijn beurt liet bouwen.
Claude Monet: 'de atelier boot' (1876)
Jurylid van de Salon (1866 - 1870)
De Salon was de grote jaarlijkse kunsttentoonstelling in Parijs. Daar moest je als kunstenaar vertegenwoordigd zijn, want veel andere mogelijkheden tot exposeren waren er niet. De Salon werd bezocht door vele bezoekers, uit alle lagen van de bevolking. Op de Salon werden werken van beeldende kunstenaars toegelaten die zich confirmeerden aan de uitgangspunten van de Academie. Een jury van gevestigde kunstenaars hield dat systeem in stand. In 1866 werd Daubigny gekozen als jurylid van de Salon. Hij zorgde er in die rol voor, dat werken van jonge impressionisten als Monet, Pissarro, Renoir, Sisley en Morisot werden toegelaten. In 1870 trad Daubigny als jurylid alweer af, omdat hij fel tegen de beslissing was om een door Monet ingezonden schilderij af te wijzen.
Net als Monet en Pissarro in Londen (1870)
In datzelfde jaar brak de Frans-Pruisische oorlog uit. Daubigny wijkt dan net als Monet en Pissarro uit naar London (klik ook hier) en introduceert Monet er bij zijn belangrijkste kunsthandelaar Paul Durand-Ruel. Hij zou een belangrijke schakel zou worden in het latere succes van de impressionisten. Durand-Ruel was het, die werken van de jonge impressionisten kocht toen nog niemand ze nog wilde hebben. Dit zorgde zo gedurende langere tijd voor hun enige inkomen. Daubigny was zo overtuigd van de kwaliteiten van met name Claude Monet, dat hij hem met een voorspellende blik bij Durand-Ruel introduceerde als 'iemand die meer waard zal zijn dan wij allen'. Zelfs bood hij de ervaren kunsthandelaar aan om onverkochte werken van Monet te ruilen tegen zijn eigen werk.
De duinen bij Camiers (1871) 57 x 65 cm
Na het einde van die oorlog (in 1871) reisde Daubigny via Nederland weer terug naar Parijs. In mei van dit jaar maakte hij tijdens een tussenstop in het Normandische Étaples bovenstaand schilderij van de duinen bij Camiers. Wellicht geïnspireerd door Monet en Pissarro, was het een voor die tijd en ook voor zijn doen enorm vrij geschilderd werk: inclusief losse penseelvoering, nat-in-nat aangebrachte kleuren en met het paletmes dik aangebrachte verflagen in de luchtpartij.
Daubigny in de jaren 1870
In de jaren 1870 bleef Daubigny zijn impressies van de natuur schilderen, waarbij hij zich liet inspireren door de nieuwe ontwikkelingen vanuit de jonge garde (die voor het eerst gezamenlijk in 1874 zouden exposeren). Zijn palet werd er lichter door. Monet en de zijnen vervolmaakten vanaf die jaren de vrije vorm van schilderen naar kleur-, onderwerp en verfgebruik. De meesten van hen bleven gedurende hun hele werkzame leven behoorlijk trouw aan het landschapsgenre van Daubigny.
Naderende storm, vroege lente (1874) 44 x 69 cm
Wassende vrouwen langs de Oise (1874)
Zeegezicht (ca. 1876)
Tentoonstelling: Daubigny, Monet, Van Gogh
Waar deze belangstelling voor Daubigny en bijbehorende info vandaan komt? Op dit moment vindt in het Van Gogh museum een overzichtstentoonstelling van zijn werken plaats. Daarbij is zijn invloed op Monet en Van Gogh in het thema meegenomen. Deze eerste grote internationale tentoonstelling ooit over Daubigny is achtereenvolgens in Cincinnati/USA, Edinburgh/Schotland en in Amsterdam te zien. De bijbehorende catalogus met essays heb ik al. Ik hoop er voor de sluitingsdatum (op 29 januari) ook nog in levende lijve langs te kunnen.
Daubigny: 'Ondergaande zon bij Villerville' (ca. 1876)