maandag 12 februari 2018

Jongkind & vrienden: Dordrechts Museum

De haven van Dordrecht (1869) klik hier
Op dit moment is er in het Dordrechts Museum de expo 'Jongkind & vrienden' (klik hier). Het is het jubilerende museum gelukt om een indrukwekkende verzameling schilderijen bij elkaar te brengen. Om deze op de hoge waarde te kunnen schatten, is het goed om te realiseren hoe de schilderkunst in de 19e eeuw revolutionair veranderde (lees: los kwam van de traditie). De van oorsprong Nederlandse schilder Johan Bartold Jongkind (1819 - 1891) was daarin een sleutelfiguur. Een belangrijke wegbereider voor het Impressionisme; hij was het die als leraar aan de jonge Claude Monet zijn vaardigheden en manier van kijken overbracht. Monet noemde Jongkind jaren later de 'opvoeder van mijn oog'. De expo in Dordrecht toont tot eind mei de vooruitstrevende werken van Jongkind en zijn schildervrienden van destijds.


Jongkind: onderscheidend talent in Parijs
Voor paleis Noordeinde in Den Haag staat een groot standbeeld van Willem de Zwijger. Het werd op initiatief van koning Willem II gemaakt door de (van oorsprong Nederlandse) Franse beeldhouwer Émilien de Nieuwerkerke. Op 17 november 1845 werd het beeld plechtig onthuld en de koning had de wens dat er ook andere bekende Franse kunstenaars bij aanwezig zouden zijn. Eén daarvan was de schilder Eugene Isabey. Bij die feestelijkheden in Den Haag werd Isabey voorgesteld aan de bekende Nederlandse landschapschilder Andreas Schelfhout. Isabey vroeg hem of hij een getalenteerde leerling kende, die hem in zijn Parijse atelier zou kunnen ondersteunen. Schelfhout dacht daarbij direct aan Jongkind. Isabey maakte die dagen kennis met hem en onderkende direct zijn talent. Eén probleem daarbij: Jongkind had geen geld om naar Parijs te kunnen, maar ook dit probleem werd opgelost. Een medewerker aan het hof van de koning zorgde ervoor dat hem hiervoor een koninklijke studiebeurs werd toegekend. Zo kwam de 26e jarige Jongkind in Parijs terecht, waar hij al snel zijn eigen artistieke weg vond en zich daarbij wist te onderscheiden. Belangrijke mijlpaal was dat twee van zijn werken op de jaarlijkse Salon van 1852 werden onderscheiden met een medaille. Die twee werken en ook schilderijen van Isabey en Schelfhout zijn in Dordrecht onderdeel van de expo.

Jongkind bleek zeer getalenteerd en had een vrije geest, waardoor hij zich al snel onderscheidde in zijn wijze van schilderen, onderwerpskeuze, compositie en lichtgebruik. Hij bleek daarbij een grote aanleg tot vriendschap te hebben, met schilders als Eugene Louis Boudin, Charles Francois Daubigny (klik hier), Jean-Baptise Corot, Gustave Courbet, Adolphe-Felix Cals en wat later met Claude Monet, Alfred Sisley en Camille Pissarro. Ook van deze bevriende schilders zijn prachtige werken te zien in het Dordrechts Museum. In 1856 had Jongkind zijn leven niet meer op de rails. Hij moest onder andere door niet meer af te betalen schulden Parijs ontvluchten en vestigde zich weer in Nederland.

Vanuit Nederland hield hij - vol heimwee - contact met zijn vrienden in Parijs, die constateerden dat het slechter en slechter met hem ging. Ze blijven zijn werken ook die jaren volgen door de schilderijen die hij naar zijn handelaar in Parijs stuurde. Op 7 april 1860 organiseerden zijn vrienden een schilderijenveiling in Parijs ten bate van hem. Ze schonken allemaal één of meerdere van hun eigen werken. De opbrengsten waren ruim voldoende om zijn schulden af te lossen, de geestelijk en lichamelijk in slechte staat verkerende Jongkind terug te halen naar Parijs en daar een tijd in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Daar kreeg hij na verloop van tijd zijn leven weer op de rails en bleef zijn talent in een brede kring onderkend.

Hieronder vind je een aantal van zijn werken, zoals tot eind mei in Dordrecht te zien:

Vue de Quai D'Orsay (1852)
De haven van Rotterdam (1856)
Moulin pres de Delft (1857)

'Wat is er nu zo bijzonder aan een schilderij van een molen bij Delft', hoor ik je denken. Op zichzelf is de compositie niet eens zo bijzonder, want schilderijen van molens zijn er veel gemaakt. Het zit 'm met name in de weergave van het water. Dat vastleggen van het water met korte verftoetsen kenmerkt een manier van schilderen die vele jaren later bekend zou worden als 'impressionisme'. Jongkind schilderde het landschap zoals hij het zag, z'n tijd ver vooruit. Het was de jongere Monet, die zijn manier van kijken en schilderen later als inspiratie voor zijn eigen werken zou gebruiken.

De pier van Honfleur (1865)
Zeilschepen bij Dordrecht (1870)
Place du Treve a Virieu (1874)
Canal a Rotterdam (1873)

Dit onderste werk 'Canal a Rotterdam' schilderde Jongkind in de winter van 1872 - 1873, met als doel om het in te zenden voor de jaarlijkse Salon in Parijs. Als je ervoor staat, is het een indrukwekkend werk. Niet alleen naar grootte en compositie van een maannacht met bijzonder doorlopend lichtspel, waarbij een groot deel van het schilderij lucht is. Ook is de verf in de lucht heel dik aangebracht. Voor die tijd een zeer ongebruikelijk progressief werk. Onmiskenbaar indrukwekkend, geweldig gedaan. Jongkind was ervan overtuigd dat jury van de Salon dit werk zou accepteren, maar ze weigerden het. Het voldeed te weinig aan het traditionele referentiekader van die tijd. Voor de schilder kwam deze afwijzing als een dermate donderslag bij heldere hemel, dat hij daarop besloot om nooit meer deel te nemen aan een tentoonstelling. Zo konden zijn vrienden Monet en Boudin hem later dat jaar niet overhalen om deel te nemen aan de (legendarisch geworden) eerste onafhankelijke impressionistische tentoonstelling. De Impressionisten zijn Jongkind altijd wel als één van hen blijven beschouwen en bewonderden zijn werken. Claude Monet had op latere leeftijd werken van Jongkind in bezit en sprak vol waardering over zijn vroegere onderricht.